Over het boek "Trek naar het Oosten"
‘Ik was vijfentwintig. Toch begon ik al wat vast te roesten in mijn gewoonten; misschien, overpeinsde ik in mijn zeldzame momenten van introspectie, werd ik zelfs een beetje zelfgenoegzaam.’ Dus neemt Fitzroy Maclean in 1937 afscheid van zijn luxueuze diplomatenleventje in Parijs en stapt op de trein naar Moskou. Dat is het begin van een verhaal dat menig avonturenroman overtreft en hem van het afgeschermde Centraal-Azië tot de tribunes van de Moskouse zuiveringsprocessen van Stalin voert. Na enkele gewaagde missies benoemt Churchill hem in 1943 hoogstpersoonlijk tot zijn contactpersoon bij de Joegoslavische partizanen. Maclean reist van de besneeuwde bergen van Bosnië naar de zonovergoten Dalmatische eilanden en terug, ondervindt de beproevingen van het zware partizanenbestaan, bouwt een hechte band op met Tito en probeert ondertussen de as-mogendheden het leven zo zuur mogelijk te maken.
Over de verfilming van het boek
Hans Fels: ‘Ik was Macleans boek toevalligerwijze tegengekomen, omdat wij bij het programma Diogenes van de vpro steeds maar weer met het uiteenvallen van Joegoslavië bezig waren. Uiteindelijk ben ik wel vijf keer naar Bosnië gegaan om verslag te doen van de gruwelijke strijd die daar op Europese bodem plaatsvond. Tijdens een reis rond de Zwarte Zee las ik het. Ik belde met Godfried van Run, de researcher van Diogenes en vroeg hem na te gaan wat er met die Fitzroy gebeurd is. Hij belde niet lang daarna terug met de mededeling: ��Hij woont in Loch Fayne en verwacht je zodra je je rondje Zwarte Zee hebt voltooid”.
Alles daarna was meer dan bijzonder. Fitzroy woonde in een prachtig kasteel met aan de muren de meest fantastische schilderijen. Op zijn bureau een borstbeeld van Churchill, van Tito en van prins Charles. Nadat we uren ademloos naar hem hadden geluisterd beëindigde ik het gesprek met de mededeling dat het jammer is (wijzend op de twee stokken waarmee hij zich moeizaam voortbewoog) dat hij niet met me mee kon gaan om verslag te doen van de oorlog in Bosnië.
“Hoezo” zei hij, “natuurlijk ga ik met jullie mee”. De deur ging open en daar stapte lady Lovat, zijn echtgenote, de kamer binnen met de mededeling “en ik ga ook mee”.’
Fitzroy Maclean (1911–1996) was een Schots schrijver, militair en politicus. In de jaren dertig werkte hij op de Britse ambassades in Parijs en Moskou, waar hij van dichtbij het Stalinisme meemaakte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog onderbrak hij zijn politieke carrière om in het leger te dienen, onder andere in het Midden-Oosten en voormalig Joegoslavië. Na de oorlog besteedde hij naast zijn werk in de politiek veel tijd aan het schrijven, onder andere van biografieën en reisverslagen.