Wandelroute in de voetsporen van vrouwen
1. Majoor Bosshardt (1913-2007)
Dit pand was lange tijd de werkplek van majoor Bosshardt, Nederlands meest geliefde heilsoldate. Als meisje van 18 sloot Alida Bosshardt zich aan bij het Leger des Heils. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte ze in een kindertehuis van het Leger en hielp ze talloze joodse kinderen onderduiken. Bosshardt voelde zich altijd betrokken bij prostituees en daklozen. Met 100 gulden startkapitaal zette ze in 1948 op de Amsterdamse Wallen het eerste Goodwillcentrum op. Vaak ging ze langs bij de cafés in de rosse buurt, waaronder ’t Mandje van Bet van Beeren, met wie ze een warme vriendschap onderhield. In 1978 ging Bosshardt met pensioen, maar tot haar 92e bleef ze doorgaan met het geven van lezingen en het venten van De Strijdkreet. Ook is er een brug naar majoor Bosshardt vernoemd, als postuum eerbetoon aan haar grote verdiensten aan Amsterdam en de Amsterdammers. De brug over de Oudezijds Achterburgwal, tussen de Oudekennissteeg en de Molensteeg, ligt midden in het voormalig werkgebied van de majoor.
- Standbeeld Majoor Bosshardt | Oudezijds Voorburgwal 14
- Café 't Mandje | Zeedijk 63
- Majoor Bosshardtbrug | Verbind de Oudekennissteeg met de Molensteeg
2. Aletta Jacobs (1854–1929)
Aletta Jacobs was de eerste vrouw in Nederland die afstudeerde als arts. Ze zette zich vooral in voor zorg en welzijn van vrouwen en in het bijzonder voor prostituees. Na haar promotie in 1879 ging ze als huisarts werken in Amsterdam. Ze hield gratis spreekuren voor volksvrouwen en prostituees, gaf voorlichting over hygiëne en geslachtsziekten, en introduceerde het pessarium als voorbehoedsmiddel. Jacobs schreef publicaties en hield in binnen- en buitenland lezingen over prostitutie, het gebruik van voorbehoedsmiddelen en het belang van geboortebeperking. Aletta Jacobs wordt ook gezien als de grondlegster van het feminisme in Nederland. Ze streed voor verbetering van arbeidsomstandigheden voor vrouwen en voor het vrouwenkiesrecht. In 1903 legde ze haar dokterspraktijk neer om de leiding op zich te nemen van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Ten slotte werd in 1919 het doel bereikt: vrouwen kregen algemeen kiesrecht.
- Eerste huis Aletta Jacobs | Oudezijds Achterburgwal 127
3. Weduwe Johanna Borski (1764–1846)
In de Beurs van Berlage, gebouwd in 1903, werden in de eerste helft van de vorige eeuw graan, goederen en effecten verhandeld. De Koopmansbeurs stond in de tijd van Johanna Borski op een andere plaats, namelijk op de hoek van Dam en Rokin. Hoewel vrouwen in haar tijd niet welkom waren op de beursvloer, wist Borski dit in haar voordeel om te buigen. Als weduwe van de op één na rijkste inwoner van Amsterdam en begiftigd met een groot zakelijk talent, zette Borski in 1814 het bedrijf van haar man voort. Wie zaken wilde doen met weduwe Borski, moest bij haar thuis belet vragen. Ze leidde het bedrijf naar de top van de Amsterdamse geldmarkt. Toen de net opgerichte Nederlandsche Bank in 1816 de aandelenemissie niet voltekend kreeg, nam de weduwe Borski de resterende 40 procent over. Met als voorwaarde dat er drie jaar lang geen nieuwe aandelen zouden worden uitgegeven, zodat zij haar aandelen met winst kon verkopen. Later verschafte zij de Nederlandsche Handel Maatschappij forse kredieten op onderpand van effecten. Daarmee legde ze de basis voor wat nu ABN AMRO is. Met een vermogen van zo’n 4 miljoen gulden moet Borski een van de rijkste personen van het land zijn geweest.
4. Marretje Arents (1712–1748)
In de 17e- en 18e-eeuw deed het Paleis op de Dam nog dienst als stadhuis. Van hieruit werd de stad bestuurd, geld gewisseld en werd recht gesproken. Als een vonnis was geveld, werd de veroordeelde naar de Waag, midden op het plein, gebracht en daar ter dood gebracht. Een van de vrouwen die hier terecht heeft gestaan, was Marretje of Mat Arents, ook wel het ‘limoenwijf’ genoemd, omdat ze handelde in limoenen, schol en bokking. Berucht werd ze door haar deelname aan de Pachtersoproer in 1748, waarbij in een paar dagen tijd 19 huizen van pachters en belastingophalers werden geplunderd. Toen 2 oproerige burgers werden neergeschoten, trok Marretje met een groep omstanders naar het huis van de impostmeester en gooide de ruiten in. Daags erna ging ze met anderen naar de hoofdofficier en dreigde dat hij en andere hoge heren nog niet veilig waren. Ten afscheid tilde ze haar rokken op en riep: ‘Nu kun je me mijn aars schoonmaken, want zoveel heb ik voor je over’. Na de rellen werd Marretje opgepakt en onder het stadhuis opgesloten. Eerst ontkende ze, maar na dreiging met de pijnbank bekende ze alles. Het vonnis luidde: doodstraf door ophanging. Toen zij aan een katrol uit het raam van de Waag werd getakeld, bleef ze schreeuwen om wraak en spartelen totdat ze het leven liet.
- Paleis op de Dam | Nieuwezijds Voorburgwal 147
5. Annie M.G. Schmidt (1911–1995)
Voor de oorlog waren in het pand van de KAS BANK de redactie en de drukkerij van de Telegraaf gehuisvest. Toen deze krant in 1945 een verschijningsverbod kreeg opgelegd, werd het gebouw toegewezen aan Het Parool en Trouw. In 1948 ging Annie M.G. Schmidt als documentalist werken bij Het Parool. Incidenteel leverde ze bijdragen voor de krant, maar haar ‘echte’ schrijverscarrière begon met de puntige (cabaret)teksten die ze, aangemoedigd door collega’s als Simon Carmiggelt, Jeanne Roos en Wim Hora Adema, schreef voor het journalistencabaret ‘De Inktvis’. Al snel leverde ze vrijwel wekelijks teksten voor Het Parool: columns, kinderversjes (Dikkertje Dap en Het schaap Veronica) en kinderverhalen (Jip en Janneke, samen met tekenaar Fiep Westendorp). Ondertussen schreef Schmidt ook cabaretteksten voor Wim Sonneveld en Wim Kan. In 1957 nam ze afscheid van Het Parool, omdat ze tijd wilde hebben voor het schrijven van stukken voor radio, toneel en televisie, zoals ‘De familie Doorsnee’, ‘Pension Hommeles’ en ‘Ja Zuster, nee zuster’. Ze zijn de voorlopers geweest van de latere theatermusicals ‘Heerlijk duurt het langst’, ‘En nu naar bed’ en ‘Foxtrot’. Annie M.G. Schmidt bleef tot op hoge leeftijd actief als kinderboekenschrijfster, ook toen ze nagenoeg blind was. Pas na haar dood in 1995 werd duidelijk hoe ver haar invloed reikte.
- KAS BANK | Nieuwezijds Voorburgwal 225
6. Haesje Claes (1520–1581)
Haesje Claes is de stichter van het Burgerweeshuis (het huidige Amsterdam Museum) aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Haesje Claes behoorde met haar man Claes Jacobsz. tot de rijke bovenlaag van Amsterdam. Het echtpaar woonde in de Warmoesstraat, in een van de mooiste huizen van de stad. Pontanus is de eerste historicus die rond 1600 Haesje Claes’ naam vermeldt als stichter van het Burgerweeshuis. Latere geschiedschrijvers hebben zijn verhaal overgenomen. Historicus Jan ter Gouw trok echter in 1886 haar reputatie in twijfel, omdat hij in de archieven geen spoor vond van haar optreden. De enige eer die hij haar gunde, is die van stichter van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Toch zijn er nadien weer historici geweest die bewijzen vonden dat Haesje Claes wel degelijk bij de oprichting van het weeshuis betrokken moet zijn geweest. Doordat de historici elkaar nog steeds tegenspreken, blijft het een mysterie welke rol ze daadwerkelijk heeft gespeeld.
- Burgerweeshuis | St. Luciënsteeg 27
7. Johanna Reynvaan (1844–1920)
Grondlegster van de Nederlandse verpleegkunde, zo wordt Anna Reynvaan ook wel genoemd. Als dochter van een welgestelde tabakshandelaar kreeg ze thuis onderwijs van een gouvernante. Omdat ze haar leven meer inhoud wilde geven, hoopte zij zich nuttig te maken in de ziekenverpleging. In haar kringen begon men in te zien dat het verpleegstervak een fatsoenlijk beroep kon zijn voor ongehuwde vrouwen uit de beschaafde stand. Zo doorliep Reynvaan de eerste Nederlandse opleiding voor lekenverpleegsters, die was opgezet door jonkvrouw Jeltje de Bosch Kemper. Haar praktische training genoot ze in het Amsterdamse Binnengasthuis, waar de patiëntenzorg nog op een laag peil stond en de verzorging in handen was van ongeschoolde, vaak ruwe knechten en meiden. In 1881 bood Reynvaan haar diensten aan bij het Binnengasthuis. Ze werd toegelaten, maar de veranderingen die ze wilde doorvoeren, stuitten op grote weerstand. Een jaar later maakte ze daarom de overstap naar het Buitengasthuis aan de Overtoom. Daar kreeg ze weliswaar een warmer onthaal, maar met de hygiëne en patiëntenzorg was het nog droeviger gesteld. In 1883 werd Reynvaan aangesteld als adjunct-directrice. Samen met de vooruitstrevende directeur Jacob van Deventer werkte ze aan de verbetering van de ziekenzorg en de modernisering van de verpleging. Ze zette een verpleegstersopleiding op die een blauwdruk werd voor andere opleidingen in het land.
- Binnengasthuis | Turfdraagsterpad 15
- Buitengasthuis | Tweede Constantijn Huygensstraat 31
8. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam
Wil je nog meer weten over vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, bezoek dan ook deze bibliotheek. In deze bibliotheek vind je nog meer verhalen.
- Bijzondere collecties van de Universiteit van Amsterdam | Oude Turfmarkt 129
9. Atria
Breng een bezoek aan Atria. Hier zit het kenniscentrum voor emancipatie en vrouwengeschiedenis.
- Atria | Vijzelstraat 20
Yvonne Kroon
Benieuwd naar nog meer verhalen over vrouwen die in Amsterdam een onuitwisbare rol hebben gespeeld? Ga op pad met Yvonne Kroon. Stuur een mailtje naar yvonne@kroontours.nl.